› | |||||||||||||||||||||
|
The Dutch Allis-Chalmers site. / De nederlandse Allis-Chalmers site.Drie cylinder tweetact met blower
Toen we in 1959 op de boerderij gingen wonen, waren de paarden nog niet zo lang weg. De paardenboxen waren er in ieder geval nog. En ook trekkers. Omdat het om 110 bunder akkerbouwland ging waren er meerdere trekkers, een M.A.N. Diesel met voorwielaandrijving (toen al!), een Allis-Chalmers U, een Allis-Chalmers B en een Allis-Chalmers HD7 rupstrekker. Op de “U” heb ik nooit zelf mogen rijden, daar was ik nog te jong voor, maar meerijden mocht wel. Dat grote ding met die brede banden! En natuurlijk het aanslingeren, overzetten van benzine naar petroleum, de uitlaatpijp zonder demper (waar in donker de vlammen uit sloegen) en het afzetten van de motor door het dichtdraaien van het brandstofkraantje. Wat een machine! De “B” is heel lang in bedrijf gebleven. Een heel handig licht trekkertje, dat bij ons veel schoffelwerk gedaan heeft. En ook eens bijna de hele boerderij heeft laten afbranden! Maar de mooiste herinneringen zijn zonder meer aan de HD7. De rups werd hoofdzakelijk gebruikt voor ploegen en cultivateren. En soms voor de schijfeg. En als het in het najaar erg nat was, om de wieltrekkers met de wagens bieten (en soms zelfs aardappelen) van het kopeind te halen. De rups was de trekker van mijn vader. Zeker later toen het aantal werknemers op de boerderij zover was teruggelopen dat hij zelf ook mee moest werken.
Als mijn ogen dicht doe hoor ik de tweetact, ik ruik de diesel en het rottende bietenblad en voel de warmte van de motor onder het zeil. Ging na schooltijd vaak meerijden met pa, samen op die brede bank. Mocht ik de koppelingshandle bedienen! En bij het draaien op het kopeind zat ik bijna boven de tocht! Later mocht ik, als de rups te veel slipte, met een klein wieltrekkertje “voorrijden”. Op de goede afstand van de veur, denk erom, anders kreeg pa een lamme arm van het bijsturen. Bij het besturen van de HD7 ontkoppelde de track en met de rempedalen kon je de betreffende track helemaal stilzetten, terwijl de andere track met gelijke snelheid doorliep.
Toen later de HD7 vervangen werd door een Track Marchal (80 pk Perkins diesel) was dat wennen. Op deze trekker remde één track af, maar door het differentieel ging de andere track harder lopen. Heel anders sturen! Tijdens een heel slecht najaar (eind jaren ’50 of begin jaren ‘60) is er zelfs een tweede rupstrekker bij gekocht om voor te rijden, een HD5. Want we bleven natuurlijk wel met een vijf-schaar ploegen! Dat werd ons door de Haarlemmermeerse klei niet makkelijk gemaakt.
Om de rupstrekkers over de weg naar het verderop gelegen land te brengen hadden we een rupskar. Een zware stalen constructie op 4 massieve rubber banden. De U was in die tijd de trekker voor de rupskar, daar had je wel een zware trekker nodig, ook omdat op de rupskar een vat dieselolie en de nodige vet en smeerolie meeging en de John Deere vijf-schaar achter de kar werd gehangen. Was een mooie combinatie waar, jammer genoeg, geen foto’s van zijn. In het slechte najaar van de twee rupstrekkers werd op een gegeven moment ook op zaterdagochtend geploegd.
Maar door de langdurige regenval was op een bepaalde plek in het land de bodem niet sterk genoeg meer om de trekker met spitmachine de dragen. De trekker zakte dwars door de toplaag heen en kwam muurvast te zitten. En zakte steeds verder. De spitmachine werd snel losgemaakt, maar dat hielp niets. De trekker zat muurvast, maar moest eruit en snel! Een telefoontje was snel gepleegd, waarop bij ons in allerijl de HD5 op de kar werd geladen. Uit de trekkerschuur werden wat kettingen meegenomen. Ter plaatse werd de rups gelost en naar de half verdwenen trekker met spitmachine gereden. Er voor gezet, aangespannen en ….. de HD5 ging ook door de toplaag. Ook die trekker zat vast! Goede raad was duur. Zo snel mogelijk de HD7 opgehaald met alle kettingen en staaldraden die te vinden waren. De HD7 werd eerst voor de HD5 gespannen, op maximale afstand. De HD5 werd zonder veel moeite door zijn grote broer uit de bagger getrokken, waarna grote broer (weer op maximale afstand) voor de bijna helemaal verdwenen trekker van de spitmachine werd gespannen. Ook deze werd, zij het met enige moeite, op vaste bodem gezet. Waarna ook de spitmachine droog gezet werd. Zo kwam uiteindelijk alles wel goed terecht, maar eer de beide rupstrekkers weer in het land en voor de ploeg bij onze boerderij stonden was het wel donker! Een bijzonder afscheid van een bijzondere trekker. Terug denkend hoor ik die eigenzinnige drie cylinder tweetact starten ……… wat een geluid! |
||||||||||||||||||||